We waren het er al gauw over eens: Melodie d’amour van Margriet de Moor was zeker geen echt goed boek. De roman - eigenlijk vier losse verhalen - bood wel veel stof om over te praten zodat de bespreking niet in mineur eindigde.
De opzet van het boek lijkt op een invuloefeningen, alsof de schrijfster een lijstje moest afwerken: nu nog een vreemdere vorm van liefde. De mannen uit de verhalen zijn bezig: restaurateur, archeoloog, architect. Ze graven, poetsen, ordenen. Heeft dat een betekenis? En hoe zit het met de vrouwen, komen zij goed uit de verf? En waarom hebben al die vrouwelijke hoofdpersonen in het boek een naam met een Y?
Genoeg vragen dus naar aanleiding van het boek maar weinig bevredigende antwoorden.