Ferdinand Bordewijk, Rood Paleis, ondergang van een eeuw (1936)            

 

Ferdinand Bordewijk (1884-1965) was net als Vestdijk ooit een veelgelezen auteur, maar als hedendaagse lezer kom je toch niet zo snel met zijn werk in aanraking. En dat is jammer, concludeerden we al eerder bij het bespreken van De Joodse Cel, een van zijn Fantastische Vertellingen. Gefascineerd door zijn gevoel voor het bizarre en raadselachtige en zijn grote kennis van Oud-Amsterdam, namen we ons voor nog eens een boek van hem op de agenda te zetten. Met de bespreking van Rood Paleis (1936), is het er alsnog van gekomen.    

Het boek geldt als het werk waarin de schrijver, die in zijn jeugd in onze buurt woonde, het meeste van zijn kennis van- en gevoel voor oud Oud-Amsterdam verwerkt heeft. Dat gevoel blijkt al uit zijn beschrijving van de plaats van handeling, het rode – lees ‘rosse’ – paleis aan de Passeerdersgracht: ‘Een pand van somberheid en verschrikking [gelegen] aan een korte, lugubere gracht, een smalle trog van vuil water. De rioolgaten even boven het watervlak bloot in de grachtwallen, zwartachtig druipend’. Al even onheilspellend is de hoerenmadam die het bestiert, de verschrikkelijke mevrouw Doom – spreek uit ‘doem’ – met haar staf van lugubere personages. 

Met de ondertitel ‘Ondergang van een eeuw’ geeft Bordewijk zijn ambitie aan om met deze roman  te reflecteren op de overgang van de uitgebluste negentiende eeuw naar een energieker nieuw tijdperk. Hetzelfde eigenlijk als Thomas Mann tien jaar eerder al had gedaan in Der Zauberberg. Maar dan niet in een chic sanatorium hoog in de Alpen, maar laag bij de grond aan die naargeestige Amsterdamse gracht.

De verpersoonlijking van het fin de siècle gevoel is de passieve dandy Henri Leroy, die dagelijks rondhangt in het bordeel maar zonder ooit iets ‘te doen’ met de meisjes. Symbool van de nieuwe tijd is de zakenman Tijs Herdigein, een oud-klasgenoot die in Indië fortuin gemaakt heeft en een paar maanden komt ‘fuiven’ voor hij in het huwelijk stapt met een nuchtere boerendochter.


Bordewijk situeerde zijn ‘niet bestaand’ Rood Paleis aan de Amsterdamse Passeerdersgracht nummer 17. In werkelijkheid was dat gebouw het “Toevlugt voor behoeftigen’. (bron: sekswerkerfgoed.nl)

Aan het eind van het boek gaat als ultiem symbool van de ondergang van de negentiende-eeuwse bourgeoisie, het bordeel in vlammen op, aangestoken door mevrouw Doom in eigen persoon. Maar voordat het zover is valt er 42 hoofdstukken lang veel te genieten, van Bordewijks bijzondere taalgebruik, bizarre schepsels en meesterlijk sfeertekening van het duistere negentiende-eeuws Amsterdam. De filosofische bespiegelingen tussen Leroy en Herdigein zijn soms wat lang uitgesponnen, maar dat doet geen afbreuk aan ons eindoordeel: een heerlijk boek om je helemaal onder te dompelen in een andere wereld. 

Ina

Gezelen in 2023