Leesgroep A’dam bespreekt “Je mag wel bang zijn, maar niet laf” van Toni Boumans.

Al eerder bespraken we Bouwmans’ biografie van Frieda Belinfante, celliste, dirigente en enig overlevende van de verzetsgroep die in maart 1943 de aanslag op het bevolkingsregister pleegde. Dit nieuwste boek komt voort uit haar nieuwsgierigheid naar een ander lid van de groep, Sjoerd Bakker, de jonge kleermaker die zorgde voor de perfect nagemaakte politie uniformen. Zijn verhaal bleek zo nauw verweven met het bijzondere verhaal van zijn illustere Friese familie, dat het ditmaal geen biografie werd, maar een adembenemend familie epos familie epos: “De enerverende en noodlottige geschiedenis van de familie Bakker”.

In de eerste hoofdstukken zien we hoe de familie Bakker zich in enkele generaties ontwikkelt tot het succesvolle ondernemersgezin waarin Sjoerd en zijn acht broers en zusters opgroeien. Met een familieband die ondanks de vroege dood van hun moeder toch warm en hecht blijft, streng in de (gereformeerde) leer, maar met begrip voor de vier zoons die homoseksueel blijken te zijn. Een combinatie van kwaliteiten die in de oorlogsjaren de basis vormt voor hun collectieve en vastberaden verzet.

Dirk is de eerste die het als gedemobiliseerd militair als zijn vanzelfsprekende plicht beschouwt zich aan te sluiten bij een verzetsgroep, die echter al snel weer wordt opgerold. Hij wordt na een jaar gevangenschap in Scheveningen en in het beruchte kamp Amersfoort meer dood dan levend vrijgelaten.

Al even vanzelfsprekend raken Sjoerd, Popke en Albert in Amsterdam via hun vrienden in het artistieke bohemien milieu betrokken bij het kunstenaarsverzet. Als in die kringen de aanslag op het bevolkingsregister wordt beraamd is Sjoerd, de talentvolle jonge couturier, dan ook meteen in beeld voor het maken van de benodigde uniformen.

Het plan wordt succesvol uitgevoerd, maar door verraad worden daders en hun medeplichtigen betrokkenen alsnog opgepakt, langdurig en hardhandig ondervraagd en na een showproces geëxecuteerd in de duinen van Overveen. Boumans’ reconstructie van de actie, leest als een monument voor deze 12 mannen en in het bijzonder voor Sjoerd Bakker en Willem Arondeus, de leider van de actie. Twee hartsvrienden, tijdens hun leven soms tobbend met hun seksuele geaardheid, maar in het aangezicht van de dood boven zichzelf uitstijgend. Samen vastberaden hun boodschap uitdragend dat homoseksuelen geen lafaards zijn.

De Bakkers gaan ondanks het grote verlies onverminderd verder met hun illegale activiteiten, met Popke vanuit zijn succesvolle rubberhandel op Singel 96 als spin in het web. Hij levert rubber voor de stempels, brengt onderduikpassanten onder in het hoekhuis Singel 108 en regelt voedseltransporten. Hij beleeft nog net de bevrijding maar wordt op 7 mei dodelijk getroffen bij de schietpartij op de Dam. Een paar maanden ervoor wordt eerst nog hun hun jongste oom Paul, een van de belangrijkste drukkers van de illegaliteit opgepakt en kort nadien geëxecuteerd bij een represaillemaatregel.

En nog is de noodlottige geschiedenis niet ten einde. In de eerste jaren na de oorlog komen bij verkeersongelukken hun jongste zus Maaike en Roelfke, het dochtertje van Popke om het leven. In 1965 volgt het laatste drama: de dubbele zelfmoord van Dirk en zijn vriend Joop na een uit de hand gelopen relatiecrisis.

Bouwmans beschrijft het allemaal met zoveel details en vertakkingen dat je als lezer wel bij de les moet blijven, maar die inspanning is wel de moeite waard. Het boek is een monumentaal epos over een bijzondere familie en een stuk van onze eigen buurtgeschiedenis.

Ina Wilbrink